Een bewoonster  had zonder vergunning een trampoline geplaatst op de grasstrook achter haar woning. De gemeente zag dit als strijdig met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en legde haar een last onder bestuursdwang op: de trampoline moest worden verwijderd en mocht niet terugkeren. Toen de bewoonster daartegen in verweer kwam en de rechter om een voorlopige voorziening vroeg, kreeg zij geen gelijk.

Geen vergunning, dus handhaving

De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente terecht heeft opgetreden. Het plaatsen van een trampoline op openbaar terrein is een vergunningplichtige activiteit. Omdat de bewoonster nooit een vergunning had aangevraagd, was sprake van een overtreding van artikel 2:10A van de APV. Ook was er geen uitzicht op legalisatie: de gemeente gaf aan dat zij een eventuele aanvraag sowieso zou afwijzen, vanwege veiligheidsrisico’s.

Geen geslaagd beroep op rechtszekerheid of gelijkheid

De bewoonster beriep zich op het feit dat de trampoline al 21 jaar op dezelfde plek stond, zonder dat handhaving plaatsvond. Maar volgens de rechter levert dit geen recht op behoud op. Ook had de gemeente geen toezegging gedaan waardoor sprake zou zijn van gerechtvaardigd vertrouwen. Andere bewoners zouden in vergelijkbare situaties niet zijn aangepakt, maar dit onderbouwde de bewoonster niet met concrete voorbeelden.

Tot slot voerde zij aan dat haar zoon, met een autistische stoornis, baat heeft bij het gebruik van de trampoline. Hoe begrijpelijk ook, dit persoonlijke belang woog voor de rechter niet op tegen het algemene belang van handhaving en veiligheid.

Conclusie

De voorlopige voorziening werd op 11 juli 2025 afgewezen. De trampoline moet weg, anders verwijdert de gemeente deze op kosten van de bewoonster.

Heeft u een geschil met de gemeente over gebruik van (openbare) ruimte, plaatsing van objecten, of een last onder bestuursdwang? D-Legal denkt graag met u mee over uw rechtspositie en kansen in bezwaar of beroep. Neem vrijblijvend contact op.